hield
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hield
Werkwoord
vervoeging van |
---|
houden |
hield
- enkelvoud verleden tijd van houden
- Ik hield.
- Jij hield.
- Hij, zij, het hield.
- Ik hield.
- ▸ Mijn twaalfjarige dochter was stil en hield zich op de vlakte.[1]
Gangbaarheid
- Het woord hield staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "hield" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be