hergroepeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • her·groe·peert

Werkwoord

vervoeging van
hergroeperen

hergroepeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hergroeperen
    • Jij hergroepeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hergroeperen
    • Hij hergroepeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van hergroeperen
    • Hergroepeert!