heimat
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hei·mat
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Duits [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heimat | heimatten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de heimat m
- land waar men geboren is; gebied waar men is opgegroeid
- De villa die op het terrein van Het Bouwhuis in Lonneker ligt, was aanvankelijk gevorderd door Duitse militairen. Nadat die eind maart 1945 de benen namen richting de Heimat, trokken de Britse bevrijders er in. [2]
- Om de klanten het gevoel te geven dat Picnic iets van dichtbij is, is ook uitdrukkelijk gezocht naar lokale producten. Iets wat Duitse consumenten, die een almaar grotere zucht naar hun Heimat lijken te krijgen, bijzonder op prijs stellen. [3]
- Niet de Spaanse zon als winterste trip dus, maar de heimat. Barsinghausen, op drie kwartier van Hannover, in plaats van Estepona of Benahavis. Het was een bewuste keus. Trainer Frank Wormuth wilde zijn spelers graag twee volle weken kerstvakantie geven. Daarna nog een trainingskamp naar een warm oord, zou te veel trainingen kosten. [4]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord heimat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "heimat" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ heimat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tubantia Gerben Kuitert 29 aug. 2017 Zoon van Schotse bevrijder volgt spoor van vader in Twente
- ↑ Tubantia Chris van Mersbergen 12-04-18 Picnic gaat de grens over, maar kan groei bij ons niet bijbenen
- ↑ Tubantia Fardau Wagenaar 14-01-19 In het spelershotel van de Mannschaft
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be