handicapt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • han·di·capt

Werkwoord

vervoeging van
handicappen

handicapt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handicappen
    • Jij handicapt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handicappen
    • Hij handicapt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van handicappen
    • Handicapt!