handhaafbaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hand·haaf·baar
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van handhaven met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | handhaafbaar | handhaafbaarder | handhaafbaarst |
verbogen | handhaafbare | handhaafbaardere | handhaafbaarste |
partitief | handhaafbaars | handhaafbaarders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
handhaafbaar
- wat niet verworpen hoeft te worden, wat uitgevoerd kan worden
Gangbaarheid
- Het woord handhaafbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Emilie van Outeren NRC november 2015