hallucineerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hal·lu·ci·neer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
hallucineren |
hallucineerde
- enkelvoud verleden tijd van hallucineren
- Ik hallucineerde.
- Jij hallucineerde.
- Hij, zij, het hallucineerde.
- Ik hallucineerde.