hadji

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ha·dji
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hadji hadji's
verkleinwoord hadjietje hadjietjes

Zelfstandig naamwoord

de hadjim

  1. (religie) (islam) moslim die gedurende de bedevaartsmaand Mekka bezoekt of ooit een pelgrimstocht naar Mekka heeft afgelegd
     Hadji, zo mogen de moslims zich noemen die in Mekka zijn geweest.[3]
     De islamistische hadji’s kanaliseerden het sluimerende verzet tegen de blanken.[4]
Schrijfwijzen
  • hadzji (variant in de officiële spelling tot 2006)

Gangbaarheid

50 % van de Nederlanders;
37 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. hadji op website: Etymologiebank.nl
  2. "hadji" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  3. Bronlink geraadpleegd op 22 december 2020 Weblink bron
    Annemarie Kas
    “Boer Narpasan (93) mag weer niet naar Mekka” (27 juli 2020) op nrc.nl op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 22 december 2020 Weblink bron
    Paul Verhoeven (in interview)
    “De stille kracht mag 'iets harder'” (23 augustus 2010) op nrc.nl op Wikipedia
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be