haarkleur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- haar·kleur
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van haar en kleur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | haarkleur | haarkleuren |
verkleinwoord | haarkleurtje | haarkleurtjes |
Zelfstandig naamwoord
- kleur van het haar
- ▸ Daar ergens hielden zijn herinneringen op. Haar geslacht rook heerlijk, dat herinnerde hij zich. En het haar daarbeneden had dezelfde kleur als op haar hoofd, het was dus haar echte haarkleur.[1]
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord haarkleur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "haarkleur" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628265
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be