grimlacht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grim·lacht

Werkwoord

vervoeging van
grimlachen

grimlacht

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grimlachen
    • Jij grimlacht. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grimlachen
    • Hij grimlacht. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van grimlachen
    • Grimlacht! 

Gangbaarheid