grim aan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grim aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aangrimmen

grim (...) aan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aangrimmen
    • Ik grim aan. 
  2. gebiedende wijs van aangrimmen
    • Grim aan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aangrimmen
    • Grim je aan? 

Gangbaarheid