grijzen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- grij·zen
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van grijs.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
grijzen |
grijsde |
gegrijsd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
grijzen
- ergatief grijs worden, grijze haren krijgen
- Hij streek onwillekeurig over zijn slaap, waar het vroeger blonde haar nu sterk grijsde. [1]
Hyponiemen
Vertalingen
Zelfstandig naamwoord
de grijzen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord grijs
Gangbaarheid
- Het woord grijzen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grijzen" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
71 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ blz 253, Doekoen.
door Madelon Székely-Lulofs
Uitgegeven door KITLV Uitgeverij, 2001 ISBN 90-6718-171-4 - ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 80 %
- Prevalentie Vlaanderen 71 %