gratificeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gra·ti·fi·ceert

Werkwoord

vervoeging van
gratificeren

gratificeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gratificeren
    • Jij gratificeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gratificeren
    • Hij gratificeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van gratificeren
    • Gratificeert!