grassoort
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- gras·soort
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van gras en soort [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grassoort | grassoorten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- één van de plantensoorten die behoort tot de grassenfamilie
- Twee toernooien in minder dan anderhalve maand zouden de toch al kwetsbare grasbanen niet doorstaan. AEC-voorzitter Tim Phillips verwierp die vrees vorige week met grote stelligheid. Zijn oplossing? Rouleren. "We hebben hier 41 banen, terwijl je voor de Spelen maar tien wedstrijdbanen nodig hebt." Een krachtiger grassoort moet de rest doen. Dus of niemand zich zorgen wilde maken, stelde Phillips.[2]
- Granen zijn grassoorten waarvan de zaden eetbaar zijn voor de mens.
Gangbaarheid
- Het woord grassoort staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grassoort" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Mark Hoogstad 2 juli 2005
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be