grapjast

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grap·jast

Werkwoord

vervoeging van
grapjassen

grapjast

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grapjassen
    • Jij grapjast. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grapjassen
    • Hij grapjast. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van grapjassen
    • Grapjast!