golfpark
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- golf·park
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van golf zn en park zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | golfpark | golfparken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het golfpark o
- (sport) terrein met een golfbaan
- ▸ De golfsters die afgelopen week de US Open speelden, zagen dat het publiek af en toe met de rug naar hen toe stond. Dat kwam door Donald Trump. De Amerikaanse president was van vrijdag tot en met zondag aandachtig toeschouwer op zijn eigen golfpark.[1]
Gangbaarheid
- Het woord golfpark staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Trump achter glas grootste attractie bij US Women's Open” (Maandag 17 juli 2017, 09:57), NOS