goedkeurt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • goed·keurt

Werkwoord

vervoeging van
goedkeuren

goedkeurt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van goedkeuren
    • ... dat jij goedkeurt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van goedkeuren
    • ... dat hij goedkeurt.