gispt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gispt

Werkwoord

vervoeging van
gispen

gispt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gispen
    • Jij gispt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gispen
    • Hij gispt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van gispen
    • Gispt!