gewoond
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·woond
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van: | wonen… |
verbogen vorm: | gewoonde |
gewoond
- voltooid deelwoord van wonen
- ▸ Ik heb nooit alleen gewoond, ik ben altijd met anderen op pad en ik ga met mijn gezin op vakantie of met vrienden een weekendje weg. Een doodgewone veertiger met een eigen bedrijf, twintig jaar getrouwd, vader van drie, die elke zondag het gras maait.[1]
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers