Naar inhoud springen

getureluur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·tu·re·luur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord getureluur -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het getureluuro

  1. geluid zoals zingende vogels maken, bestaand uit wisselend gefluit
     Hij koos niet, als zijn broer Willem, de schilderkunst, maar de muziek en, om origineel te zijn, schafte hij zich een fluit aan. De familie Vorderhake luisterde met gemengde gevoelens naar het getureluur.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 13 juni 2023 Weblink bron Andreas Vorderhake in: Nieuw Vlaams Tijdschrift., jrg. 7 nr. 7 (zomer 1952), Uitgeverij Ontwikkeling, Antwerpen, p. 726