gesteggel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·steg·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gesteggel -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het gesteggelo

  1. geruzie
    • er rijden na bijna twintig jaar gesteggel nog steeds geen NS-treinen over de HSL Zuid 

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
29 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen