gebloemte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·bloem·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gebloemte gebloemtes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het gebloemteo

  1. verzameling, hoeveelheid bloemen
     'Op eene schilderachtige wijze verlichtte de morgenzon de bruine dennenstammen of kleurde zij het versche Augustusloof der eikenstruiken met vuurroode glansen, welke heerlijk afstaken tegen het donkere groen daarachter, het purper der talloze heidebloemen of het bontkleurig gebloemte der kamperfoelie, welke zich in onbeperkte weelderigheid om alle struiken heenslingerde en de lucht met lieflijke geuren vervulde.'[3]

Gangbaarheid

57 % van de Nederlanders;
51 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen

  1. gebloemte op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink Weblink bron “Dwars door alle oude taal heen” (20 juni 2003), de Volkskrant
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be