garneert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gar·neert

Werkwoord

vervoeging van
garneren

garneert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van garneren
    • Jij garneert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van garneren
    • Hij garneert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van garneren
    • Garneert!