fotografeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fo·to·gra·feert

Werkwoord

vervoeging van
fotograferen

fotografeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fotograferen
    • Jij fotografeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fotograferen
    • Hij fotografeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van fotograferen
    • Fotografeert!