fotografeert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fo·to·gra·feert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
fotograferen |
fotografeert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fotograferen
- Jij fotografeert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fotograferen
- Hij fotografeert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van fotograferen
- Fotografeert!