formuleerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: formuleerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- for·mu·leer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
formuleren |
formuleerde
- enkelvoud verleden tijd van formuleren
- Ik formuleerde.
- Jij formuleerde.
- Hij, zij, het formuleerde.
- Ik formuleerde.