formuleer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- for·mu·leer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
formuleren |
formuleer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van formuleren
- Ik formuleer.
- gebiedende wijs van formuleren
- Formuleer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van formuleren
- Formuleer je?