formatteer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: formatteer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- for·mat·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
formatteren |
formatteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van formatteren
- Ik formatteer.
- gebiedende wijs van formatteren
- Formatteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van formatteren
- Formatteer je?