flanst

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • flanst

Werkwoord

vervoeging van
flansen

flanst

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flansen
    • Jij flanst. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flansen
    • Hij flanst. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van flansen
    • Flanst!