flair

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • flair
Woordherkomst en -opbouw
  • van Engels flair, in de betekenis van ‘bijzondere handigheid’ aangetroffen vanaf 1890 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord flair
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

flair m / o

  1. persoonlijke uitstraling
     We gingen zitten op het terras van Caffè Lavena. We hadden ook Florian of Quadri kunnen kiezen om ons te laten afzetten in naam van de nostalgie. Ook daar zouden we er zeker van hebben kunnen zijn dat de toeristische exploitatie van een klinkende naam en een elegant verleden met flair en stijl zou worden uitgevoerd.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen


Engels

Zelfstandig naamwoord

flair

  1. flair persoonlijke uitstraling
Overerving en ontlening


Frans

Zelfstandig naamwoord

flair m

  1. reukvermogen
  2. intuïtie