fietscomputer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fiets·com·pu·ter
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van fiets en computer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fietscomputer | fietscomputers |
verkleinwoord | fietscomputertje | fietscomputertjes |
Zelfstandig naamwoord
de fietscomputer m
- (wielrennen) op een fiets gemonteerd apparaatje dat de afgelegde afstand en de (gemiddelde) snelheid registreert en die op een beeldscherm weergeeft
Vertalingen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord fietscomputer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.