exploreer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ex·plo·reer

Werkwoord

vervoeging van
exploreren

exploreer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van exploreren
    • Ik exploreer. 
  2. gebiedende wijs van exploreren
    • Exploreer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van exploreren
    • Exploreer je?