expediteur
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: expediteur (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ex·pe·di·teur
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van expediëren met het achtervoegsel -eur[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | expediteur | expediteuren expediteurs |
verkleinwoord | expediteurtje | expediteurtjes |
Zelfstandig naamwoord
de expediteur m
- (beroep) iemand die goederen expedieert (verzendt)
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
- mannelijke vorm van expeditrice
Gangbaarheid
- Het woord expediteur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "expediteur" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be