etaleert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eta·leert

Werkwoord

vervoeging van
etaleren

etaleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van etaleren
    • Jij etaleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van etaleren
    • Hij etaleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van etaleren
    • Etaleert!