emuleert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • emu·leert

Werkwoord

vervoeging van
emuleren

emuleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van emuleren
    • Jij emuleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van emuleren
    • Hij emuleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van emuleren
    • Emuleert!