embolie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- em·bo·lie
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘verstopping van bloedvat’ voor het eerst aangetroffen in 1896 [1]
- afgeleid van het Griekse 'embolon' [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | embolie | embolieën |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de embolie v
- (medisch) een plotselinge afsluiting van een slagader of een haarvat door een van een andere plaats afkomstige, met de bloedstroom meegesleepte obstructie, een embolus of embool genoemd
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord embolie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "embolie" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "embolie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be