eleveert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ele·veert

Werkwoord

vervoeging van
eleveren

eleveert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van eleveren
    • Jij eleveert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van eleveren
    • Hij eleveert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van eleveren
    • Eleveert!