elektronicus

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • elek·tro·ni·cus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord elektronicus elektronici
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de elektronicusm

  1. (beroep) iemand die zich beroepsmatig bezig houdt met de electronica
     De Red E werd vrijdagavond in De Grolsch Veste onthuld onder toeziend oog van zo'n 300 belangstellenden en ondervindt op de weg evenveel weerstand als een colablikje. Het verbruik is ook miniem: “Met een snelheid van 80 kilometer per uur verbruikt de Red E net zoveel als een tosti-ijzer,” aldus elektronicus Rob Kräwinkel.[1]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 december 2021 Weblink bron
    Joost Dijkgraaf
    “Kleinste Twentse zonneauto ooit staat voor grootste uitdaging” (21 jun. 2019), Tubantia