eigenwijsheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ei·gen·wijs·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eigenwijsheid eigenwijsheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de eigenwijsheidv

  1. overmatig veel vertrouwen hebben in eigen kennis zonder open te staan voor raad of advies van anderen
     Historici discussiëren al sinds de wapens zwijgen over de vraag waarom er in de Sovjetunie zo onnoemelijk veel slachtoffers zijn gevallen. Velen van hen wijzen op Stalin, de meedogenloze leider. Zonder diens slecht overwogen strategie, domme beslissingen, eigenwijsheid en pure machtsmisbruik zou het aantal doden een stuk lager zijn geweest. Maar volgens Zjilin was er maar één oorzaak: de ongekende wreedheid van de Duitsers. Het stugge verzet van het Rode Leger was daaruit te verklaren.[2]
     "Rebelsheid en eigenwijsheid zijn er altijd geweest in Amsterdam. Vandaag willen we laten zien hoe iets van 50 jaar geleden op een bepaalde manier nog steeds actueel is", zegt conservator Annemarie de Wildt. Ze doelt daarmee op de studentenacties van de laatste tijd, georganiseerd door een beweging die zich de Nieuwe Universiteit noemt.[3]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 13 oktober 2023 Weblink bron “'Om me heen vielen doden en gewonden, ik wilde dood'” (Zaterdag 9 mei 2015, 09:20), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 13 oktober 2023 Weblink bron “50 jaar Provo, met ouderwetse happening maar ook met app” (Maandag 25 mei 2015, 10:56), NOS