eerstecommunicant
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- eer·ste·com·mu·ni·cant
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van eerste en communicant zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eerstecommunicant | eerstecommunicanten |
verkleinwoord | eerstecommunicantje | eerstecommunicantjes |
Zelfstandig naamwoord
de eerstecommunicant m
- (religie) persoon die voor het eerst de communie ontvangt in een rooms-katholieke kerk
- ▸ Het rapport van onderzoeksbureau Kaski bevestigt de tendens die al bleek uit eerdere cijfers: de RK-Kerk in Nederland is weliswaar nog een grote kerk, met meer dan 5 miljoen leden, maar zij is wel aan sterke inkrimping onderhevig. Dat laatste komt onder meer naar voren uit de cijfers over het kerkbezoek, het aantal dopelingen, eerstecommunicanten, vormelingen, huwelijken, priesters en religieuzen.[2]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord eerstecommunicant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Aantal wijdingen in bisdommen verdrievoudigd” (6 december 2002), Reformatorisch Dagblad