ecarteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ecar·teert

Werkwoord

vervoeging van
ecarteren

ecarteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ecarteren
    • Jij ecarteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ecarteren
    • Hij ecarteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ecarteren
    • Ecarteert!