duikelen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dui·ke·len
Woordherkomst en -opbouw
- frequentatief gevormd uit duiken met het achtervoegsel -el [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
duikelen |
duikelde |
geduikeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
duikelen
- ergatief over de kop rollen
- De snowboarder viel en duikelde naar beneden.
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord duikelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "duikelen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ duikelen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Frequentatief in het Nederlands
- Achtervoegsel -el in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 87 %