disperser
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dis·per·ser
Bijvoeglijk naamwoord
disperser
- onverbogen vorm van de vergrotende trap van dispers
Frans
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
disperser |
dispersais |
dispersé |
eerste groep | volledig |
Werkwoord
disperser