discrimineer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dis·cri·mi·neer

Werkwoord

vervoeging van
discrimineren

discrimineer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van discrimineren
    • Ik discrimineer. 
  2. gebiedende wijs van discrimineren
    • Discrimineer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van discrimineren
    • Discrimineer je?