discrimineer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dis·cri·mi·neer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
discrimineren |
discrimineer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van discrimineren
- Ik discrimineer.
- gebiedende wijs van discrimineren
- Discrimineer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van discrimineren
- Discrimineer je?