dialogiseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • di·a·lo·gi·seert

Werkwoord

vervoeging van
dialogiseren

dialogiseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dialogiseren
    • Jij dialogiseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dialogiseren
    • Hij dialogiseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van dialogiseren
    • Dialogiseert!