depenaliseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·pe·na·li·seert

Werkwoord

vervoeging van
depenaliseren

depenaliseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van depenaliseren
    • Jij depenaliseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van depenaliseren
    • Hij depenaliseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van depenaliseren
    • Depenaliseert!