denuncieerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·nun·ci·eer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
denunciëren |
denuncieerde
- enkelvoud verleden tijd van denunciëren
- Ik denuncieerde.
- Jij denuncieerde.
- Hij, zij, het denuncieerde.
- Ik denuncieerde.
vervoeging van |
---|
denunciëren |
denuncieerde