demoduleert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·mo·du·leert

Werkwoord

vervoeging van
demoduleren

demoduleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van demoduleren
    • Jij demoduleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van demoduleren
    • Hij demoduleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van demoduleren
    • Demoduleert!