decollectiviseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·col·lec·ti·vi·seert

Werkwoord

vervoeging van
decollectiviseren

decollectiviseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van decollectiviseren
    • Jij decollectiviseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van decollectiviseren
    • Hij decollectiviseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van decollectiviseren
    • Decollectiviseert!