debrayeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·bra·yeert

Werkwoord

vervoeging van
debrayeren

debrayeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van debrayeren
    • Jij debrayeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van debrayeren
    • Hij debrayeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van debrayeren
    • Debrayeert!