debarrasseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·bar·ras·seert

Werkwoord

vervoeging van
debarrasseren

debarrasseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van debarrasseren
    • Jij debarrasseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van debarrasseren
    • Hij debarrasseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van debarrasseren
    • Debarrasseert!