deballoteer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: deballoteer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- de·bal·lo·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
deballoteren |
deballoteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deballoteren
- Ik deballoteer.
- gebiedende wijs van deballoteren
- Deballoteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van deballoteren
- Deballoteer je?